2025-08-17 De Bron Bodegraven q1
10 Mijn broeders, neem tot een voorbeeld van het lijden en van het geduld de profeten, die in de Naam van de Heere gesproken hebben. 11 Zie, wij prijzen hen gelukzalig die volharden. U hebt gehoord van de volharding van Job, en u hebt de uitkomst van de Heere gezien, dat de Heere vol ontferming is en barmhartig. (HSV)
10 Neem een voorbeeld aan het geduldige lijden van de profeten die in de naam van de Heer spraken. 11 Degenen die standhielden prijzen we gelukkig! U hebt gehoord hoe standvastig Job was, en u weet welke uitkomst de Heer gaf; de Heer is immers liefdevol en barmhartig. (NBV21)
1 Toen hielden deze drie mannen op Job te antwoorden, omdat hij in zijn eigen ogen rechtvaardig was. 2 Toen ontstak de woede van Elihu, de zoon van Baracheël, de Buziet, uit het geslacht van Ram. Tegen Job ontstak zijn woede, omdat die zichzelf rechtvaardigde tegenover God. 3 Zijn woede ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij geen antwoord vonden, maar Job toch schuldig verklaarden. 4 Maar Elihu had met spreken gewacht op Job, omdat zij ouder van dagen waren dan hij. 5 Toen Elihu echter zag dat er geen antwoord was in de mond van die drie mannen, ontstak zijn woede. 6 Daarom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheël, de Buziet, en zei: … (Job 32:1-6, HSV)
Elihu. Elihu heeft, omdat hij de jongste is, gewacht tot Job uitgesproken is en zijn vrienden geen antwoord meer kunnen geven. Nu neemt hij het woord
Job, geen mens is voor God rechtvaardig, ook jij en ik niet. Het is God die de mens rechtvaardigt en dat gun ik ook jou.
Elihu bestraft Job om wat hij tegen en over God heeft gezegd.
Job, dat God niet gereageerd heeft op je woorden betekent niet dat je gelijk hebt
Job, pas op dat je door het onheil dat jou treft God niet beschuldigd van onrechtvaardigheid
Job, besef dat jij, een mens, God echt niet begrijpen kan
1 Toen antwoordde Job de HEERE en zei: 2 Ik weet dat U alles vermag, en geen plan is onmogelijk voor U. 3 Wie is hij, zegt U, die Mijn raad verbergt zonder kennis? Zo heb ik verkondigd wat ik niet begreep, dingen die te wonderlijk voor mij zijn en die ik niet weet. 4 Luister nu, en ík zal spreken! Ik zal U ondervragen: maak het mij bekend! 5 Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien. 6 Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, op stof en as.
7 Nadat de HEERE deze woorden tot Job gesproken had, gebeurde het dat de HEERE tegen Elifaz, de Temaniet, zei: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw twee vrienden, want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job. 8 Neem daarom zeven jonge stieren en zeven rammen voor u, en ga naar Mijn dienaar Job. Breng brandoffers voor u en laat Mijn dienaar Job voor u bidden. Want alleen zijn gebed zal Ik aannemen, zodat Ik met u niet doe naar uw dwaasheid; want u hebt niet juist over Mij gesproken, zoals Mijn dienaar Job.
9 Toen gingen Elifaz, de Temaniet, en Bildad, de Suhiet en Zofar, de Naämathiet, heen, en deden zoals de HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het gebed van Job aan. 10 En de HEERE bracht een omkeer in het levenslot van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden. De HEERE vermeerderde alles wat Job bezeten had tot het dubbele toe. 11 Al zijn broers en al zijn zusters en allen die hem vroeger gekend hadden, kwamen bij hem en gebruikten de maaltijd met hem in zijn huis. Zij betuigden hem hun medeleven en vertroostten hem over al het onheil dat de HEERE over hem gebracht had. Zij gaven hem ieder een geldstuk en een gouden ring.
12 En de HEERE zegende het latere leven van Job meer dan zijn eerdere. Hij had veertienduizend schapen, zesduizend kamelen, duizend juk runderen en duizend ezelinnen. 13 Hij kreeg zeven zonen en drie dochters. 14 En hij gaf de eerste de naam Jemima, de tweede de naam Kezia, en de derde de naam Keren-Happuch. 15 Zulke mooie vrouwen als de dochters van Job waren er in heel het land niet te vinden, en hun vader gaf hun een erfelijk bezit onder hun broers. 16 Job leefde daarna nog honderdveertig jaar, en hij zag zijn kinderen en de kinderen van zijn kinderen, vier generaties. 17 En Job stierf, oud en van dagen verzadigd.